Van opgezette dieren ben ik niet weg, maar wel heb ik iets met skeletten en schedels van dieren.
Dit jaar schilderde ik een soort eerbetoon aan één van mijn leermeesters. Daartoe was ik aangezet door een schedel van een schapensoort, het Jakobschaap. Een prachtig dier. Wordt nog steeds gefokt. Het betrof een ram. Ik hou niet alleen van schedels, ook van symboliek.
De ram werd al in het oude Egypte als verschijningsvorm van de god Chnoem (ramskop) beschouwd. Daaruit ontwikkelde zich in de laatantieke tijd Jupiter Ammon. De ram hoorde ook bij de Indische godheid Indra. In Griekenland was de ram een attribuut van Hermes. In het jodendom, en dus ook het christendom, komt het verhaal voor van het offer van Abraham, die een ram offert, in plaats van zijn zoon. En in de astrologie speelt de ram natuurlijk ook een rol, als eerste vuurteken van de Dierenriem.
Ik maakte toen een schilderij met trompe l’oeil effecten en een hommage aan de Noordelijke Renaissance, in de persoon van Albrecht Dürer. Daaraan zijn allerlei attributen toegevoegd: een schedel van een Jakobschaap; een korenaar van tarwe; de schelp van een zeeslak (Lambis lambis); een boek (Wilhelm Waetzoldt, Dürer und seine Zeit, Wenen, Phaidon Verlag, 1935); notitiebriefjes met citaten uit dat boek; een geschilderde in plaats van een echte lijst. Het werk is gesigneerd in spiegelschrift.